Artsen weten te weinig over autisme


autisme

Er moet meer (bij)scholing komen voor artsen en andere zorgverleners die te maken krijgen met kinderen en volwassenen met autisme. Daardoor kan er sneller en beter gediagnosticeerd worden en dat is goed voor de patiënt en het levert aanzienlijke directe en indirecte besparingen op.

Dat schrijft staatssecretaris Van Rijn in een brief aan de Tweede Kamer over diagnostiek, zorg en ondersteuning van mensen met autisme. Gemiddeld zit er nu drie jaar tussen een eerste hulpvraag en de diagnose autisme; bij volwassenen duurt het zelfs gemiddeld acht jaar. Naar schatting heeft ruim 1 procent van de bevolking een vorm van autisme. Volgens de staatssecretaris is er bij professionals behoefte aan meer kennis hierover. Van Rijn wijst op een nascholing over autisme van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie die dit voorjaar beschikbaar komt voor psychiaters en  stelt dat dergelijke scholing ook ontwikkeld moet worden voor onder meer huisartsen en bedrijfsartsen.

Ook maakt Van Rijn zich zorgen over de daling in het aantal artsen dat wil worden opgeleid tot kinder- en jeugdpsychiater. Dat kan volgens hem gevolgen hebben voor het aantal experts op het gebied van autismediagnostiek. Juist voor autisme-experts uit de tweede lijn is in de toekomst een grotere rol weggelegd. Het is de bedoeling dat alleen experts de diagnose autisme gaan stellen en dat zij met huisartsen en andere hulpverleners uit de eerste lijn gaan meekijken om een snellere diagnostisering en begeleiding mogelijk te maken. Van Rijn vindt dat de door de psychiaters gehanteerde onderverdeling in kinder- en jeugdpsychiatrie, volwassenenpsychiatrie en ouderenpsychiatrie moet worden versoepeld, omdat het schotten oplevert. In de basisopleiding tot psychiater zouden verplichte stages in de verschillende aandachtsgebieden moeten worden opgenomen.


Bron: medisch contact


Lees meer >>