"Gehechtheid is biologisch ingekaderd"


moederaap

Rol hormonen, neurotransmitters, DNA en hersenstructuren blijkt essentieel
“In de biologie is er voor alles altijd een reden. Het gedrag van kinderen wordt mede bepaald door de reacties van hun ouders. Maar zowel de manier van reageren van de ouder als het gedrag van het kind zijn ook biologisch ingekaderd”. Aan het woord is Dr. Fabiënne Naber, die onlangs sprak op het jaarlijks congres over gehechtheid en hechtingsproblematiek. “Gehechtheid heeft een evolutionaire achtergrond”, vervolgt de biologe en universitair hoofddocent bij de afdeling pedagogische wetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. “Bowlby wist al dat het niet goed was om kinderen lange tijd bij hun ouders weg te houden”.

Harlow wierp later nieuw licht op gehechtheid met zijn experiment, waarin baby-apen de keuze kregen tussen een imitatie-moederaap van ijzerdraad die melk gaf en een pluchen moeder die dat niet deed. De kleine aapjes bleken massaal voor de pluchen moeder-aap te kiezen. Naber: “Eerst werd gedacht dat gehechtheid draaide om voeding en veiligheid, maar na Harlow wisten we dat het om toenadering en genegenheid gaat. En we leerden ook dat gehechtheid universeel is. Apen kunnen immers niet beredeneren dat zij hun moeder nodig hebben. Dan moet gehechtheid dus in de biologische opmaak zitten”.

Het beroemde vreemde-situatie experiment, waarin gekeken wordt naar de reactie van kinderen op het vertrekken en terugkeren van een hechtingsfiguur zoals bijvoorbeeld de moeder, leidt bij chimpansees tot dezelfde reacties als bij mensenkinderen.

Hormonen en neurotransmitters
De biologische basis van gehechtheid is volgens Naber onder meer in hormonen en neurotransmitters vastgelegd. Oxytocine, een stof die onder meer zorgt voor de toeschietreflex bij zogende vrouwen, speelt daar een belangrijke rol in. Naber: “Oxytocine komt voor bij alle dieren die voor hun jongen zorgen, zoals schapen, honden en koeien, maar bijvoorbeeld ook bij vogels. Oxytocine wordt onder meer gebruikt om ervoor te zorgen dat verstoten lammeren geaccepteerd worden door een schaap dat niet diens moeder is. Het brengt de zorgzame kant in moederdieren naar boven en speelt een belangrijke rol in het tot stand komen van gehechtheid”.

Maar soms verloopt het moeder worden niet zoals gepland. “Wanneer een schaap met de keizersnee geboren wordt en het lam niet de zenuwen in het geboortekanaal prikkelt, komt de oxytocine niet vrij, waardoor het schaap niet in de ‘zorg-stand’ terecht komt”, licht Naber toe. Betekent dat dan ook dat mensenkinderen die via een keizersnee geboren worden, minder zorgzame moeders hebben? “Nee”, zo stelt zij, “bij mensen werkt dit niet zo. Lammetjes worden door moeder na een maand of drie niet meer zo interessant gevonden. Maar bij mensen duurt dat al snel zo’n 18 jaar tot levenslang! Bij mensen zorgt oxytocine ervoor dat moeders gefocust blijven op hun kind. Mensen kunnen na bijvoorbeeld een keizersnee puur op basis van cognitie beginnen te zorgen voor een kind en dan alsnog die oxytocine-boost krijgen, waarna ook hun biologische opmaak hun moedergedrag begint te ondersteunen”.

Dopamine
Het gedrag van ouders speelt een enorm grote rol in het tot stand komen van een goede gehechtheid. Maar ook dat gedrag wordt deels biologisch bepaald. Een gehechtheidsrelatie bestaat in essentie uit de verwachtingen van het kind met betrekking tot de reacties van de ouders op zijn of haar signalen. Als ouders aan de behoeften van het kind tegemoet komen, dan weet het kind dat er op diens signalen adequaat wordt gereageerd en ontstaat een veilige gehechtheid. Als ouders minder consequent reageren, leert het kind dat de ouder wel aan zijn behoeften tegemoet komen, maar niet altijd. Sensitiviteit en responsiviteit zijn dan ook belangrijke ouderlijke kwaliteiten waar het gaan om de gehechtheid van kinderen.

Maar hoewel het er vooral bij jonge kinderen op lijkt dat de ouders vooral invloed uitoefenen op het kind, ‘beloont’ het kind ook het responsieve en sensitieve gedrag van de ouders. Naber maakt de vergelijking met de bevestiging die mensen via sociale media krijgen: “Het lachen van een kind werkt net als een ‘like’ op facebook. Als een kind lacht, dan krijgen ouders daar een dopamine-stoot van, waardoor ze het gedrag dat tot die lach leidde, vaker zullen gaan laten zien”.

Sociale interacties
Gehechtheid bepaalt hoe mensen in het leven staan en hoe andere mensen tegen hen aankijken. Er wordt een soort verwachtingspatroon voor de rest van hun leven neergezet. Kinderen met een sensitieve verzorger blijken meer te exploreren, zich beter te ontwikkelen en zijn beter in staat zich in sociale situaties te handhaven. Maar in welke mate een kind de ouder nodig heeft en van de gehechtheid met zijn vader of moeder gebruik moet maken om zijn of haar emoties in de sociale omgang met anderen te reguleren, hangt mede af van de genetische opmaak van het kind.

“Serotonine is betrokken bij sociale interacties”, licht Naber toe. “As je een tekort hebt, word je geagiteerd, agressief of neerslachtig. Er zijn twee allelen in het DNA van ieder mens die bepalen of je ruimschoots genoeg of amper genoeg serotonine aanmaakt. Als er stress komt, dan kunnen mensen die het lange allel hebben en meer serotonine aanmaken zich beter handhaven. Heb je het genetisch bepaalde lage serotonine niveau, dan heb je meer steun uit de omgeving nodig van een hechtingsfiguur om toch te kunnen blijven functioneren. Het gedrag van een ouder ten opzichte van het ene kind kan dus sensitief en responsief genoeg zijn, terwijl datzelfde gedrag voor een kind met een andere genetische samenstelling niet responsief en sensitief genoeg is”.

Stressregulatie
Als een kind geboren wordt is het uitstekend in staat om stress te voelen en zodra er stress ontstaat, wordt er cortisol geproduceerd. Naber: “Als je als zebra op de steppe een leeuw ziet, zorgt cortisol ervoor dat je bloed naar je spieren gedirigeerd wordt, zodat je er hard vandoor kunt gaan. Tegelijkertijd voel je even minder pijn. ‘Auw’ denken als je gebeten wordt door een leeuw is op zo’n moment namelijk niet functioneel. Je geeft dan een paar trappen naar achter en gaat er vandoor. En dan voel je later pas de pijn”.

Dat stresssysteem is bedoeld voor korte periodes van stress. Maar als mensen lopen we van de ene wekenlange stressor in de andere. “Een reorganisatie, dreigend ontslag, je huis dat onder water staat en de hypotheek die je nog maar nauwelijks kunt opbrengen”, somt de vriendelijke wetenschapper op. “En daarvoor is ons stresssysteem niet bedoeld”.

Hersenontwikkeling
Baby’s kunnen met kortdurende stress goed overweg, maar als er sprake is van chronische stress, dan blijkt dat problematisch.

“Als je heel veel cortisol in je lijf hebt, dan zet je lichaam de productie daarvan na verloop van tijd stop. Een baby kan echter wel cortisol aanmaken, maar nog niet de productie daarvan stopzetten. Dat leren ze gedurende het eerste jaar van het leven. In dat jaar is er een beschermingsmechanisme, namelijk de ouders. Als het kind stress heeft en je als ouder naar het kind toe gaat, het oppakt en troost, dan wordt de cortisolproductie om te beginnen niet aangezet. Als de productie van cortisol wel wordt aangezet en niet wordt afgeremd, dan gaat het naar je hersenen, waardoor de hersenontwikkeling van kinderen in het gedrang komt”, aldus Naber.

Een gevolg kan zijn dat het stresssysteem aangelegd wordt op een dusdanige manier dat het kind nauwelijks nog stress voelt, waardoor het actief op zoek gaat naar spanning. “En dat is dan permanent. Alleen wanneer mensen na verloop van tijd hun eigen gedrag kunnen beredeneren, dan is er meer greep op te krijgen. Maar dan is er dus al sprake van blijvende schade”, concludeert Naber.

Mannen en vrouwen
Tenslotte wijst ze op de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen en verbindt zij daaraan de conclusie dat zij in de opvoeding dan ook een andere rol hebben.

“Als vrouw investeer je veel meer in één nakomeling. Je investeert je grootste lichaamscel die je maar één keer in de maand hebt, vervolgens moet je het negen maanden in je buik dragen, dan een bevalling, dan borstvoeding. Vaders kunnen er met één zaadlozing meteen miljoenen krijgen, en ze kunnen ook nog weg wanneer ze dat willen!”, lacht Naber.

Dat is volgens de academica dan ook de reden waarom vaders kinderen meer uitdagen en stimuleren, terwijl moeders vooral beschermen. “De oxytocine gaat bij vaders vooral omhoog als ze een kind omhoog gooien, terwijl dat bij moeders vooral gebeurt wanneer ze hun kind vasthouden of voeden. We moeten dus niet willen dat vaders gaan moederen, maar dat vaders vooral blijven vaderen”.


Bron: Blik op Hulp


Lees meer >>