Systeem voor melding van risicokinderen werkt niet


risicokind

Veel te ruime criteria en verschillende interpretaties

Het landelijke ict-systeem waarin hulpverleners onderling risicosignalen over kinderen moeten uitwisselen, werkt niet. Vijf jaar na invoering van de zogenoemde Verwijsindex Risicojongeren, concludeert gezondheidswetenschapper Inge Lecluijze in haar promotieonderzoek dat er nauwelijks 'nieuwe' probleemkinderen mee worden opgespoord. Het systeem is te onduidelijk en wordt vaak ervaren als administratieve last.

De Verwijsindex Risicojongeren was destijds het antwoord op een aantal drama's in de jeugdzorg waarbij hulpverleners te laat ingrepen, zoals de vermoorde peuter Savanna en het Maasmeisje in Rotterdam. In die zaken werkten professionals langs elkaar heen en wisten niet van elkaars bestaan.

Een nieuw digitaal informatiesysteem moest dat beëindigen. Hulpverleners - van leraren tot artsen en agenten - worden nu geacht een melding te doen als zij risico's zien voor de gezonde ontwikkeling van een kind. Als twee hulpverleners dezelfde jongere registreren, maakt de verwijsindex een 'match'. Van de ongeveer 200 duizend meldingen die nu jaarlijks in het systeem worden gedaan, leiden er 26 duizend tot zo'n match. De bedoeling is dan dat professionals onderling overleggen over oplossingen voor het kind.

Lecluijze, die woensdag promoveert aan de Universiteit Maastricht, heeft de invoering van het ict-systeem de afgelopen jaren gevolgd. Een van haar conclusies: de verwijsindex levert hulpverleners nauwelijks nieuwe relevante informatie op. 'Het is zeer de vraag of de meerwaarde opweegt tegen de tijd en het geld dat de verwijsindex kost', zegt ze.

Een van de problemen is volgens de onderzoekster dat in verschillende beroepsgroepen totaal anders wordt gedacht over wat een 'risicokind' is. 'Een leraar op een basisschool interpreteert dat anders dan bijvoorbeeld een jongerenwerker in een achterstandsbuurt die dagelijks tieners veel ziet drinken of drugs gebruiken.'

Criteria
De overheid heeft een aantal criteria opgesteld waarmee professionals kunnen toetsen of een risico moet worden gemeld. 'Het gaat van een van school gestuurd kind tot een krappe woning', zegt Lecluijze. 'Maar de criteria zijn zo ruim geformuleerd dat bijna ieder kind als risico zou moeten worden geregistreerd.' Wel of niet melden is nu in de praktijk vooral een weinig onderbouwde individuele inschatting.

Bovendien spreken hulpverleners die toch al contact hebben over een kind, soms samen af een melding te doen in de verwijsindex. 'Dat is een soort oneigenlijk gebruik', zegt Lecluijze. 'Hulpverleners denken: dan wordt me achteraf in elk geval niet verweten dat ik niks heb gemeld. Maar nieuwe informatie levert dat natuurlijk niet op.'

Evaluatierapport
Dit beeld wordt bevestigd door een evaluatierapport in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid van begin dit jaar. Daarin staat dat driekwart van de matches plaatsvond tussen hulpverleners die al contact hadden over een bepaald kind. In 10 procent van de gevallen volgde op een match ook daadwerkelijk actie.

Volgens de onderzoekers was het toen nog 'te vroeg' voor een besluit over de toekomst van het systeem. Staatssecretaris Van Rijn schreef in juni aan de Tweede Kamer dat de Verwijsindex Risicojongeren 'zeker een toegevoegde waarde heeft bewezen'.

Lecluijze trekt dit zeer in twijfel. 'Het systeem is te veel van bovenaf aan hulpverleners opgelegd en wordt nauwelijks als meerwaarde ervaren. In de nieuwe jeugdwet die begin dit jaar is ingevoerd, is de verwijsindex zonder veel discussie opgenomen. Er is opnieuw debat nodig over de vraag of je dit systeem wettelijk moet verplichten.'

Regionaal verschil
Brancheorganisatie Jeugdzorg Nederland zegt dat het nut van de verwijsindex regionaal sterk verschilt. 'In sommige regio's wisselen hulpverleners op andere manieren al veel informatie uit. Daar is de verwijsindex nogal overbodig', zegt een woordvoerder. 'In andere steden wordt er juist veel gebruik van gemaakt.'

De meeste ouders en kinderen kennen de Verwijsindex Risicojongeren overigens helemaal niet, merkte Lecluijze. 'Het is verplicht ouders te informeren, maar dat kan ook al door enkele algemene zinnen op te nemen in de schoolgids. Juridisch gezien voldoet de verwijsindex aan de privacywetgeving. Maar dat het allemaal mag, voorkomt niet dat sommige ouders en hulpverleners het toch ervaren als een inbreuk op hun privésfeer.'


Bron: de Volkskrant


Lees meer >>