Ouderen met een depressie hebben een slechtere prognose dan jongere volwassenen met dezelfde stoornis. Na twee jaar lijden veel ouderen nog aan de ziekte terwijl dit aantal bij jongere volwassenen lager ligt. Dit vraagt om een andere aanpak voor behandeling. Onderzoeker dr. Roxanne Schaakxs van Amsterdam UMC, locatie VUmc: “Uit ons onderzoek blijkt dat er een groeiende behoefte is aan op leeftijd afgestemde behandeling van depressieve stoornissen. Oudere mensen met een depressieve stoornis worden nu vaak op dezelfde manier behandeld als jongere patiënten. Wij denken echter dat ouderen multidisciplinaire en zeer gestructureerde behandelingen nodig kunnen hebben, omdat hun klachten in deze levensfase veel persistenter zijn dan in andere fasen.” Dit onderzoek van Amsterdam UMC, locatie VUmc en GGZ inGeest is recent gepubliceerd in het vooraanstaande tijdschrift The Lancet Psychiatry.
Alhoewel er al langer aanwijzingen zijn dat er een verschil bestaat tussen het beloop van depressie op oudere en jongere leeftijd is het nooit eerder op deze uitgebreide schaal onderzocht. Schaakxs en haar collega’s analyseerden het ziektebeloop van ruim 1000 patiënten tussen 18 en 88 jaar met een depressieve stoornis. Patiënten komen uit de Nederlandse NESDA (www.nesda.nl) en NESDO studies.
Ongunstiger
Het beloop van depressie bleek met toenemende leeftijd ongunstiger te worden. De grootste verschillen werden gevonden tussen de oudste (70 jaar en ouder) en jongste (18 tot en met 29 jaar) leeftijdsgroep. In vergelijking met de jongste groep uit het onderzoek, hadden mensen van 70 jaar of ouder vaker na twee jaar nog steeds een depressieve stoornis, vaker een chronisch beloop (meer dan 80% van de tijd depressieve symptomen), een langere tijd tot herstel, en een kleinere afname van depressieve symptomen.
Geen verklaring
Uit het onderzoek blijkt ook dat dit ongunstigere beloop niet verklaard kan worden door een scala aan klinische, sociale en gezondheidsfactoren. Oudere leeftijd kan een voorspellende factor zijn voor het beloop van depressieve stoornissen vanwege de verhoogde kans op andere nadelige factoren, zoals comorbide ziekten, lichamelijke en functionele beperkingen en cognitieve achteruitgang. De ouderen in het onderzoek blijken ook eenzamer te zijn, hebben minder sociale ondersteuning, maar juist meer pijn en chronische ziekten en gebruiken vaker antidepressiva. Toch verklaarden deze factoren de gevonden verschillen niet. De onderzoekers konden niet het cognitieve vermogen, de fysieke conditie en de cardiovasculaire en neurobiologische functie van de patiënten meenemen. Roxanne Schaakxs ziet hier wel een mogelijke link: ‘Cognitieve achteruitgang blijkt het herstel van depressieve stoornissen te belemmeren en de effectiviteit van de behandeling te verminderen. We moeten de rol van cognitieve achteruitgang zeker gaan onderzoeken. Toch is het opvallend dat andere voor de hand liggende factoren onze bevindingen niet verklaren, waardoor oudere leeftijd echt een belangrijke factor lijkt te zijn.’
Om de oorzaak van het verschil in ziektebeloop tussen jongere volwassenen en ouderen met een depressie duidelijker in kaart te brengen, is verder onderzoek nodig. Daarmee kan in de toekomst de behandeling van depressie beter op de patiënt aangepast worden.
Bron: fmtgezondheidszorg.nl/ VUmc
Wachtwoord vergeten? |