Jonge tieners worden alleen agressiever van gewelddadige games en televisieprogramma’s als zij ook in hun sociale omgeving agressie ervaren, bijvoorbeeld door veel conflicten in het gezin of agressie onder vrienden. Het merendeel van de ouders hoeft dus niet bezorgd te zijn dat mediageweld direct problematisch is voor hun kinderen. Dit concludeert communicatiewetenschapper Karin Fikkers, die voor haar promotieonderzoek bijna 500 Nederlandse gezinnen met jongeren tussen de 10 en 14 jaar volgde. Ze promoveert op donderdag 25 februari aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).
In de samenleving en binnen de wetenschap wordt veel gediscussieerd over de effecten van gewelddadige media op agressief gedrag. Denk aan de ophef over de vele expliciete scènes in hitserie Game of Thrones of een controversiële missie in Call of Duty: Modern Warfare 2, waarbij de speler getuige is van een aanslag op onschuldige burgers. Sommigen leggen hierbij een directe link van mediageweld naar agressie in de ‘echte’ wereld, terwijl andere mensen gewelddadige media als een onbelangrijke factor zien.
‘De impact van mediageweld wordt veelal als een alles-of-niets-fenomeen gezien’, vertelt Fikkers. ‘Gewelddadige games en films zorgen óf wel, óf niet voor meer agressie bij kinderen. Impliciet wordt dus aangenomen dat media elk kind op dezelfde manier beïnvloeden. Uit mijn onderzoek blijkt echter dat de meeste jongeren niet agressiever werden door blootstelling aan mediageweld en dat dit te maken heeft met de situatie waarin zij opgroeien. Als zij bijvoorbeeld in een harmonieus gezin opgroeien of in een omgeving waarin het afkeuren van geweld de norm is, hangt mediageweld niet samen met meer agressie. Pas als jongeren naast geweld op televisie en in games ook veel agressie onder vrienden of veel ruzies in het gezin ervaarden, hing dit samen met een toename in hun agressieve gedrag.’
Het goede voorbeeld
Soms bleek het effect zelfs de andere kant op te werken, ontdekte Fikkers. ‘Tieners die meer gewelddadige media gebruikten, maar wel in een harmonieuze omgeving opgroeiden, vertoonden juist minder agressie. Een interessant resultaat dat we nog niet eerder hebben waargenomen. Mogelijk krijgen deze jongeren vanuit hun ‘echte’ sociale context het goede voorbeeld nadrukkelijk mee, zodat ze minder geneigd zijn agressief gedrag uit de media over te nemen.’
Grote verschillen
In haar studie vroeg Fikkers tieners met behulp van vragenlijsten hoe lang en hoe vaak ze gewelddadige tv-programma’s keken en gewelddadige games speelden. Ze gaven aan ongeveer 2 uur per week te besteden aan gewelddadige tv-programma’s en ongeveer 3,5 uur per week aan gewelddadige games. De verschillen tussen jongens en meisjes zijn groot. Meisjes rapporteerden iets meer dan 1 uur per week aan tv-geweld te besteden, en minder dan 1 uur aan game-geweld. Jongens daarentegen gaven aan gemiddeld ongeveer 2,5 uur per week naar gewelddadige tv te kijken, en 6 uur per week gewelddadige games te spelen.
De tieners gaven ook aan hoe vaak ze zich agressief gedroegen en hoe vaak conflicten of agressie voorkwamen in hun gezin en vriendengroep. Door deze vragen op twee tijdpunten te stellen, kon Fikkers nagaan of blootstelling aan mediageweld samenhing met een toename in agressie, en voor welke jongeren dit precies het geval was.
Behalve de omgeving kunnen ook het temperament en de ontwikkeling van kinderen invloed hebben op media-effecten. Daarnaast kan het uitmaken welk type geweld kinderen zien op tv of in games. Komende jaren zullen Fikkers en haar collega’s van het onderzoekscentrum Jeugd en Media (CcaM) dan ook verder op zoek gaan naar de nuances in effecten van mediageweld.
Bron: uva.nl
Wachtwoord vergeten? |