De dwangstoornis, of obsessief-compulsieve stoornis (OCS), is een veelvoorkomende en invaliderende stoornis. Hoewel er effectieve behandelingen bestaan, knappen lang niet alle patiënten op na behandeling. Uit recent onderzoek bij PsyQ blijkt een nieuwe vorm van behandeling, metacognitieve therapie, zeer effectief te zijn. Dr. Colin van der Heiden, hoofd wetenschappelijk onderzoek PsyQ, ziet mogelijkheden: ‘Hoewel meer onderzoek nodig is voordat we definitieve conclusies kunnen trekken, lijkt deze behandeling tot grotere herstelpercentages te leiden.’
De psychologische behandeling van eerste voorkeur voor OCS is cognitieve gedragstherapie, in het bijzonder exposure met responspreventie. Hierbij worden mensen blootgesteld aan situaties die angst en spanning oproepen (exposure), met de instructie geen dwanghandelingen uit te voeren (responspreventie). Het doel hiervan is patiënten te laten ervaren dat wat zij vrezen niet gebeurt, en dat de dwanghandelingen dus onnodig zijn. Recent is er in verschillende televisieprogramma’s, zoals Levenslang met Dwang, aandacht geweest voor deze behandelvorm.
Symptoom vrij
Cognitieve gedragstherapie leidt in ongeveer 60% van de gevallen tot herstel, terwijl ongeveer 25% van de patiënten na afloop van hun behandeling helemaal symptoomvrij is. ‘Geen slechte cijfers’, zegt Colin van der Heiden, ‘maar er is absoluut ruimte voor verbetering. Zeker als je bedenkt dat ook nog eens 30% van de patiënten de behandeling niet afmaakt’.
Recent is in Engeland een nieuwe behandeling voor OCS ontwikkeld, de metacognitieve therapie. Deze behandelvorm richt zich niet zozeer op de dwanggedachten en handelingen zelf, maar op de opvattingen die patiënten hebben over hun gedachten en handelingen. Van der Heiden licht toe: ‘Iedereen heeft wel eens nare gedachten die zich opdringen. Zo hebben veel mensen wel eens de gedachte gehad ‘straks spring ik ervoor’ als er een trein voorbij raast. De meeste mensen zien die gedachte als raar, en besteden er verder geen aandacht aan. Maar patiënten met dwangklachten zien nare, opdringende gedachten niet langer als vervelende gedachten, maar als feiten waarnaar ze moeten handelen. Niet de zich opdringende dwanggedachten zijn dus het probleem, maar de betekenis die er aan toegekend wordt. En op het veranderen van die betekenis richt deze nieuwe therapie zich’.
Vervolgstudie
Het onderzoek is uitgevoerd bij 25 patiënten met een OCS die voor behandeling waren verwezen naar PsyQ in Rotterdam en Spijkenisse. De deelnemers kregen 15 sessies metacognitieve therapie, gevolgd door een therapievrije periode van 3 maanden. De resultaten waren positief. Bijna driekwart van de deelnemende patiënten was na afloop van de behandeling hersteld, en bijna de helft was zelfs symptoomvrij. Drie maanden later bleken de effecten volledig behouden te zijn gebleven, zonder aanvullende behandeling.
De studie toont aan dat metacognitieve therapie de potentie heeft effectiever te zijn dan de huidige voorkeursbehandeling, exposuretherapie. ‘Maar om dit vast te kunnen stellen zijn we bij PsyQ Rotterdam onlangs gestart met een vervolgstudie, waarin beide vormen van behandeling direct met elkaar worden vergeleken’, zo stelt Van der Heiden.