Sinds we in gesprek zijn over de transitie van de jeugdzorg naar de gemeenten, zie ik voortdurend de kansen. Ik wil er hier één in het bijzonder voor het voetlicht brengen: de mogelijkheden die nu open liggen om gezamenlijk gezinnen waar chronische problemen aan de orde zijn, nu eindelijk eens écht goed te helpen.
Een chronisch probleem is iets wat niet over gaat, waar je je toe hebt te leren verhouden, maar evengoed waar een zorgzame samenleving zich toe hoort te verhouden. Een verstandelijke beperking, ADHD, autisme, een persoonlijkheidsstoornis zijn voorbeelden , maar ook armoede blijkt volgens sociologen helaas in dit rijtje thuis te horen. Chronische problemen passen slecht bij ons idee van de maakbare samenleving, die waarin we doelen stellen, willen veranderen en er voor gáán. Het past ook slecht bij behandelen als daarmee beoogd wordt dat de daarbij behorende klachten moeten worden verholpen. Ik heb veel behandelaars in de jeugd-GGZ en in de jeugdzorg er hun tanden op stuk zien bijten en het is zondermeer slecht voor de ‘outcome’ statistieken. Chronische problemen worden vaak onvoldoende onderkend en als het wel gebeurt, worden er zelden de juiste consequenties aan verbonden. Meestal blijven we praten. Praten is wel een essentieel onderdeel van behandelen. Het belangrijkste instrumentarium van de hulpverlener sinds Sigmund Freud is het gesprek.
Een voorbeeld waar ik kansen zie is bijvoorbeeld een kind met autisme. Je kunt het vaststellen (diagnosticeren), dan kun je nog iets aan bewustwording doen (psycho-educatie) en eventueel ouders een cursus geven in het omgaan met dit speciale kind. Dat is het helaas wel wat betreft behandelen. Vanaf dat moment wordt het belangrijk dat de samenleving dit opgroeiende kind, straks volwassene, niches biedt van waaruit het zich, naar eigenvermogen, zo zelfstandig mogelijk kan ontwikkelen en kan gaan participeren in die samenleving. Jeugdhulpverleners horen dan een stapje terug te doen, maar wel op de achtergrond aanwezig zijn om zo nodig eens even korte ondersteuning te bieden. Denk daarbij aan levensfaseovergangen en andere impactvolle gebeurtenissen, waarin de bijzondere kwetsbaarheid van deze mensen tot problemen kan leiden, een regelmatige onderhoudsbeurt. Vervang autisme hier door verstandelijk beperking of persoonlijkheidsstoornis, en je hebt ongeveer hetzelfde verhaal. Jeugdhulpverleners kunnen het vaststellen en kunnen nog wat aan de acceptatie daarvan doen, maar vanaf dat moment moet de samenleving het gaan overnemen. En daar zijn de gemeenten aan zet. Club- en buurthuiswerk, verenigingsleven, passend onderwijs, werkervaringsplaatsen, beschermde werkplekken, de buurtregisseur, een sociaal loket, aangepaste huisvesting, etc. Hier liggen unieke kansen voor gemeenten om samen met jeugdhulpverleners voor en met deze groepen zorgvragers duurzame maatschappelijke arrangementen te bouwen. Als dat gebeurt is de transitie voor mij al grotendeels geslaagd. Gaan we dat doen of blijven we praten?
Bron: Binnenlands Bestuur
Wachtwoord vergeten? |