Jongeren die regelmatig voldoende bewegen, kunnen zich beter concentreren op school en presteren beter op taken die aandacht en concentratie vereisen. Dat is een van de resultaten van het promotieonderzoek van Martin van Dijk bij 440 leerlingen van het voortgezet onderwijs. Van Dijk pleit er dan ook voor dat scholen een actief beleid voeren om beweging te stimuleren. Op vrijdag 4 september 2015 verdedigt hij zijn proefschrift ‘Physical Activity, Cognitive Performance and Academic Achievement in Adolescents’ bij de Open Universiteit in Heerlen.
Objectief meten is weten
Wij lezen vaak dat bewegen goed is voor onze fysieke gezondheid en onze mentale prestaties. Onderzoek naar het verband tussen bewegen en schoolprestaties bij adolescenten (12-18 jarigen) is echter schaars en de resultaten zijn tegenstrijdig. Een mogelijke verklaring voor die tegenstrijdigheid is dat de meeste onderzoeken werken met vragenlijsten. Van Dijk: "Als je leerlingen vraagt hoeveel ze aan beweging hebben gedaan, krijg je vaak een onnauwkeurig en onvolledig antwoord. Ze zeggen bijvoorbeeld dat ze die dag niet bewogen hebben of alleen van en naar school zijn gefietst. Maar ze vergeten dat ze ook nog twee keer de hond hebben uitgelaten of dat ze op drie hoog wonen en een paar keer per dag naar boven zijn gelopen." Van Dijk heeft het anders aangepakt en het beweeggedrag objectief gemeten: 440 leerlingen van het eerste en derde jaar voortgezet onderwijs hebben een week lang, 24 uur per dag, een bewegingsmeter gedragen. Die bewegingsmeter registreerde hun bewegingen, zoals lopen of fietsen. Een jaar later werd dit herhaald.
Beter concentreren
Van Dijk heeft de leerlingen ook een aantal cognitieve taken laten uitvoeren en heeft de schoolcijfers van de leerlingen ontvangen. Vervolgens heeft hij gekeken naar het verband tussen de hoeveelheid beweging en de score op de cognitieve taken en de schoolcijfers. Hieruit blijkt dat fysiek actieve adolescenten beter presteren op taken die concentratie en aandacht vragen. Toch vertaalt zich dat niet in hogere schoolcijfers. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat jongeren die veel tijd besteden aan beweging, minder tijd investeren in hun huiswerk.
Minder, minder, minder
Uit het promotieonderzoek blijkt ook dat jongeren beduidend minder (20%) gaan bewegen ná het eerste jaar van het voortgezet onderwijs en over het algemeen bewegen ze in het weekend veel minder dan doordeweeks. Een belangrijke bewegingsactiviteit is het fietsen of lopen naar school. Deze activiteit is een zeer belangrijk deel (28%) van de wekelijkse beweging van jongeren. Daarnaast toont Van Dijk aan dat meisjes die lopend of fietsend naar school gaan, beter presteren op complexe cognitieve taken dan meisjes die met de auto naar school gaan of worden gebracht. Bij jongens was er geen verschil meetbaar.
Actief bewegingsbeleid
Van Dijk pleit ervoor dat jongeren worden gestimuleerd om te (blijven) bewegen. Scholen zouden bijvoorbeeld meer gymlessen kunnen inroosteren, beweging kunnen stimuleren tijdens de pauzes of tussenuren, en actief forenzen naar school kunnen stimuleren.
Martin van Dijk (Naaldwijk, 1983) verdedigt zijn proefschrift Physical Activity, Cognitive Performance and Academic Achievement in Adolescents op vrijdag 4 september 2015 om 16.00 uur bij de Open Universiteit in Heerlen. Promotores zijn prof. dr. Paul Kirschner en dr. Renate de Groot.
Bron: Open Universiteit
Wachtwoord vergeten? |