In de Great Smoky Mountains Study wordt een grote groep mensen sinds hun negende gevolgd. Onderzoekers hebben uit deze groep 1.420 jongeren geïnterviewd over hun pestgedrag van vroeger en nu. Op basis van de uitkomsten werden de jongeren verdeeld in verschillende groepen: pesters, slachtoffers van pesterijen, kinderen die soms hebben gepest en soms gepest werden of kinderen die hier nooit mee te maken hebben gehad.
De onderzoekers kwamen naar aanleiding hiervan tot de conclusie dat ook de pesters een hogere kans hebben op het ontwikkelen van psychische stoornissen en voornamelijk eetstoornissen. Opvallend was dat pesters op sommige vlakken zelfs een hogere kans hadden hierop. 31 procent van de pesters vertoonde bijvoorbeeld symptomen van boulimia tegenover 28 procent van de slachtoffers van pesterijen.
Er worden verschillende oorzaken genoemd voor het feit dat pesters ook eetstoornissen ontwikkelen. Mogelijk krijgen zij later spijt waardoor er psychische problematiek ontstaat. Ook worden sommige pesters zich door het pesten bewust van hun eigen tekortkomingen. De onderzoekers vermoeden echter dat de pesters in feite net zo onzeker zijn als de slachtoffers van pesterijen. Het verschil is echter dat de pesters dit afreageren op de slachtoffers.
Naarmate de pesters ouder worden, neemt het effect van pesterijen, zowel bij pesters als bij slachtoffers, af. Bij adolescenten blijkt er veelal geen relatie meer te zijn tussen eetstoornissen en het pestverleden. Wel is te zien dat deze mensen dan op andere vlakken problemen ontwikkelen zoals op school, werk of in relaties. Hierin laten pesters en gepesten vaker uitval zien dan mensen die nooit met pesterijen te maken hebben gehad.
Bron: LEF Magazine
Wachtwoord vergeten? |